Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Ik zal hen wannen met een wan, in de [17]poorten des lands; Ik [18]heb Mijn volk van [19]kinderen beroofd [en] verdaan; zij zijn van hun [20]wegen niet wedergekeerd. 17. Dat is, in de landpalen, uiterste grenssteden, sterkten, waarop gij u nu verlaat; gelijk men het koren in of voor de deuren wel pleegt te wannen en te schudden, om het kaf en stof bij den wind te verstrooien en uit te wannen; alzo enz. Anders: in de steden des lands; dat is, overal. 18. Dat is, Ik zal enz., en zo in vs.8. 19. Of, van alles wat zij hebben, of hun lief is; omdat in het volgende van de weduwen gesproken wordt, en het Hebreeuwse woord niet alleen gebruikt wordt van beroving van kinderen, maar ook van andere dingen. Zie 2 Kon.2:19; Ezech.36:12,13,14,15, met de aantekening. 20. Dat is, hebben zich van hun bozen handel en wandel niet bekeerd. Zie Gen.6:12.